-
DutchCourseEindhoven posted in the group Dutch Course A1 Homework Preparation Group
Make 3-7 questions from I need game
Please record your questions https://rebrand.ly/record-voice and post your link below.171 Comments- Show all comments (171)
-
-
1. nee, je moet iets niet bestellen./ Ja, je moet iets altijd bestellen.
2. nee, je mag naar huis niet gaan./ Ja, je mag naar huis ook gaan.
3. nee, je moet je handen niet wassen. /ja, je moet je handen zeker wassen.
-
-
1. nee, je mag mijn toilet niet gebruiken./ Ja, je mag mijn toilet zeker gebruiken.
2. –
3. Nee, de appels zijn niet gewassen./ Ja, de appels zijn altijd gewassen. -
1. Nee, Jij mag mijn WC niet gebruiken. / Jij kan mijn WC soms gebruiken.
2. Nee, Jij mag mijn pen niet lenen/ Jij mag mijn pen altijd lenen.
3. Nee, Jij mag niet drinken / Jij mag soms drinken. -
– Jij mag geen glas water/ Jij mag zeker glas water.
– Nee, Ik kan niet zeggen waar is de koffie plek. / Ik kan altijd zeggen waar is de koffie plek.
– Nee, Ik kan jouw niet helpen. / Ik kan jouw soms helpen. -
De WC is aan de rechterkant.
Ja, zeker.
Ja, jij kan mijn fiets lenen. -
Ik weet niet.
Nee, jij kan niet naar huis bellen.
Nee, jij kan mijn fiets lenen niet. -
1. Nee, zij heeft rust niet nodig. Ja, zij heeft rust nu nodig.
2. Nee, ik ben niet naar de bipscoop geweest. Ja, ik ging vorige week naar de bioscoop.
3. Nee, zij hebben geen postzegels. Ja, zij hebben zeker postzegels. -
1. Nee, ik kan niet voor jou water brengen, ik moet deelnemen aan een dringende vergadering. Ja, ik kan zeker voor jouw water brengen.
2. Nee, je mag mijn pen niet gebruiken, ik heb het nodig. Ja, je mag mijn pen graag gebruiken.
3. Nee, je mag jouw vakantie niet boeken. Ja, je mag jouw vakantie straks boeken. -
-
1. Ik wil jouw appel niet wassen. Ik wil jouw appel ook wassen.
2. Ik kan jou niet zeggen waar de bakkerij is. Ik kan jou zeker zeggen waar de bakkerij is.
3. Nee, je kunt geen vakantie boeken. Ja, je kunt altijd een vakantie boeken. -
1. Ik wil jouw appel niet wassen. Ik wil jouw appel ook wassen.
2. Ik kan jou niet zeggen waar de bakkerij is. Ik kan jou zeker zeggen waar de bakkerij is.
3. Nee, je kunt geen vakantie boeken. Ja, je kunt nu een vakantie boeken.
-
-
1. Ze heeft altijd rust nodig.
1a. Ze heeft geen rust nodig.
2. Ik was misschien naar de bioscoop geweest.
2a. Nee, ik ben nog nooit in de bioscoop geweest.
3. Ze hebben zeker postzegels.
3a. Nee, ze hebben geen postzegels. -
-
1. Kun jij mij hulpen met een glas water?
2. Kun jij een glas water meenemen?
-
-
-
1. Nee, je mag niet.
Ja, natuurlijk. Ik breng het.
2. Nee, ik kan geen koffie voor je meenemen.
Ja, ik kan zeker een koffie voor je meenemen.
3. U moet bus 13 nemen. En dan stop bij de markt. -
1. Nee, je mag niet.
Ja, natuurlijk. Ik breng het.
2. Nee, ik kan geen koffie voor je meenemen.
Ja, ik kan zeker een koffie voor je meenemen.
3. U moet bus 401 nemen. En dan stop bij markt. -
1. Nee, je mag niet.
Je mag zeker!
2. Nee, ik kan niets voor je doen.
Ik kan natuurlijk iets voor je doen.
3. Nee, ik kan geen koffie voor je meenemen.
Ik kan misschien een koffie voor je meenemen.
4. Nee.
Ja, zeker!
5. Je moet rechtdoor gaan.
-
-
-
1. Nee, je mag niet.
Ja, natuurlijk. Ik breng het.
2. Nee, ik kan geen pen voor je lenen.
Ja, ik kan zeker een pen voor je lenen.
3.Nee, ik wil geen glass water voor je brengen.
Ja, ik wil zeker een glass water voor je brengen. -
1. Nee, je mag niet.
Ja, je mag zeker!
2. Nee, ik kan geen pen voor je lenen.
Ja, ik kan zeker een pen voor je lenen.
3. Nee, ik kan geen water voor je brengen.
Ja, ik kan zeker een glas water voor je brengen. -
1. Nee, je mag niet
Ja, je mag zeker!
2. Nee, ik kan geen pen voor je lenen.
Ik kan misschien een pen voor je lenen.
3. Nee, ik kan geen water voor je brengen.
Ja, ik kan ook een glas water voor je brengen. -
1. Nee, je mag niet.
Ja, zeker!
2. Nee, ik kan geen pen voor je lenen.
Ja, ik kan zeker een pen voor je lenen.
3. Nee, ik wil geen glas water voor je brengen.
Ik wil ook een glas water voor je brengen.
-
-
-
1. Nee, je kan niet.
Ja, zeker!
2. Ja, ik kan geen fiets voor je lenen.
Ik kan zeker een fiets voor je lenen.
3. Je kunt geen brood kopen.
Je kunt zeker brood kopen op de markt. -
1. Nee, je kan niet.
Ja, natuurlijk!
2. Nee, ik kan geen fiets voor je lenen.
Ik kan misschien een fiets voor je lenen.
3. Je kunt hier geen brood kopen.
Je kunt brood kopen in de supermarkt.
-
-
-
1) Will je naar de bioscoop gaan?
Ik wil niet naar de bioscoop gaan.
Ik wil zeker naar de bioscoop gaan.
2) Mag ik een dag vrij hebben?
Jij mag geen dag vrij hebben.
Jij mag zeker een dag vrij hebben.
3) Waar kan ik een kleding winkel vinden?
Jij kan geen kleding winkel vinden.
Jij vindt een kleding winkel dichtbij.
-
-
-
-
1. Wilt u uw fiets huren? (Btw I think it should be “Wilt u leen jouw fiets aan mij?”)
Nee, dat ik wil niet.
Dat ik wil altijd.
2. Mag ik de pen gebruiken?
Nee, sorry, ik heb geen pen.
Ja, jij mag zeker de pen gebruiken.
3. Ik ben moe. Mag ik eren zitten?
Nee, jij mag zitten niet.
Ja, ga hier zitten.-
1a. I think when we start with a vingerwoord you can inverse the position of the facewoord and werkword: Nee, dat wil ik niet.
2b. Shouldn’t zeker be later in the sentence, since it’s a specific pen?
Ja, jij mag de pen zeker gebruiken. -
1. It’s not for me specifically: Do you want to rent your bike? Just in general.
-
-
1. Wilt u uw fiets huren? (Misschien: wilt u *een fiets huren?)
a. Nee, ik wil geen fiets huren.
b. Ik wil zeker een fiets huren.
———
2. Mag ik de pen gebruiken.
a. Nee, je kan de pen niet gebruiken.
b. Je kan de pen ook gebruiken.
———
3. Ik ben moe. Mag ik hier zitten?
a. Nee, je mag hier niet zitten.
b. Jawel hoor! Je mag hier zeker zitten.
-
-
-
1. Kun je mij het dessertmenu brengen?
a. Nee, dat kan ik niet.
b. Ja, dat kan ik zeker!
———
2. Wilt u leen uw ezel aan mij?
a. Nee, mijn ezel hou van mij. Ik kan je mijn ezel niet lenen.
b. Ja, mijn ezel maakt graag nieuwe vrienden. Je kan mijn ezel zeker lenen.
———
3. Mag ik jou even onder vier ogen spreken?
a. Nee, dat kan je…Read More -
1. Kun je mij het dessertmenu brengen?
a. Nee, dat ik kan niet.
b. Ja, dat kan ik meestal!
———
2. Wilt u leen uw ezel aan mij?
a. Ik kan je mijn ezel niet lenen.
b. U kunt mijn ezel altijd lenen.
———
3. Mag ik jou even onder vier ogen spreken?
a. Nee, dat kan je niet.
b. Ja, dat kan je elke dag.
-
-
-
1. Kunt u deze brief voor mij uitprinten?
a. Nee, dat kan ik niet.
b. Ja, dat kan ik zeker.2. Mag ik u helpen om eten te koken?
a. Nee, dat kan je niet.
b. Ja, dat kan je mogelijk.3. Mag ik de appel daar wassen?
a. Nee, dat kan jij niet.
b. Ja, dat kan jij zeker.4. Kunt u het nog een keer zeggen?
a. Nee, dat kan ik niet.
b. Ja, dat kan ik altijd.
-
-
-
1. Mag ik even naar buiten?
a. Nee, dat kan je niet.
b. Ja, dat kan je altijd.
2. Kun jij iets voor mijn doen? wil jij mij eten bringen?
a. Nee, dat kan ik niet.
b. Ja, zeker!
3. Wilt u uw handen wassen?
a. Nee, dank je wel.
b. Ja, dat ik wil graag.-
2 “eten brengen*”
3.b. “dat wil ik graag”. The inversion because of starting with “vingerwoord”.
-
-
1. Mag ik even naar buiten?
1.a. Nee, dat kan je niet.
1.b. Ja, dat kan je meestal.
—
2. Kun jij iets voor mijn doen? Wil jij mij eten brengen?
2.a. Nee, dat kan ik niet.
2.b. Ja, altijd!
—
3. Wilt u uw handen wassen?
3.a. Nee, dat wil ik niet.
3.b. Ja, dat ik wil graag. -
1. Mag ik even naar buiten?
– Nee, dat kan je niet.
– Ja, zeker.
2. Kun jij iets voor mijn doen? Wil jij mij eten brengen?
– Nee, dat kan ik niet.
– Ja, zeker.
3. Wilt u uw handen wassen?
– Nee, dat wil ik niet.
– Ja, ik moet mijn handen wassen
-
-
-
1. Mag ik iets eten?
– Nee, dat kan je niet.
-Ja, zeker.
2. Mag ik jouw badkamer gebruiken?
– Nee, dat kan je niet.
-Ja, dat kan je altijd.
3. Kunt u een kopje koffie voor mij brengen?
– Nee, dat kan ik niet.
– Ja, dat ik wil graag.
4. Mag ik naar thuis bellen?
– Nee, dat kan je niet.
– Ja, dat kan je altijd. -
1. nee dat kunt jij niet
ja, jij kunt elke dag iets eten
2. nee, jij kunt mijn badkamer niet gebruiken
jij kunt mijn badkamer zeldom gebruikent
3. nee, jij kunt niet naar thuis bellen
jij kan meestal naar thuis bellen -
1.Mag ik iets eten?
-Ja, wat wil jet eten? /Sorry, ik heb nog geen boodschappen gedaan.
2. Mag ik jouw badkamer gebruiken?
-Ja zeker/Sorry, het is buiten gebruik.
3. Kun je een kopje koffie voor mij brengen?
– Ja natuurlijk/Sorry, ik heb haast.
4. Mag ik naar huis bellen?
– Ja toe maar/Kun je het later doen?
-
-
-
1. nee, dat kan ik niet.
Ja, zeker
2. Nee, jij kunt mijn fiets niet lenen
jij kunt mijn fiets elke dag lenen
3. Nee, ik kan het avondeten niet koken
ik kan het avondeten soms koken -
1. Nee, sorry, ik moet weg. / Natuurlijk, geen probleem! Ik kan voor jouw gelukkig een glaasje water brengen.
2. Nee, sorry, dat heb ik nu nodig. / Ja, zeker. Jij kan mijn fiets altijd lenen.
3. Nee, sorry. Vandaag kan ik niet avondeten koken. / Ja, ik kan later avondeten koken.
-
-
-
1. Sorry, dat kan ik niet zeggen. / Ja, dat is erg ver; 20 minuten met de fiets naar Haagseweg.
2. Nee, sorry. Ik kan dat vandaag niet doen. / Ja, geen probleem. Ik kan dat snel doen.
3. Nee, sorry, ik heb helaas geen koffiebonen. / Ja, zeker. Jij kan straks een koffie maken.
-
-
-
1.Pardon Meneer, mag ik iets vragen? Waar kan ik mijn auto tanken?
– Bij Shell/Sorry, ik weet niet.
2. Wil je een blikje benzine voor mij brengen?
– Ja zeker/Sorry, ik heb haast.
3. Kan je mij naar een benzinestation brengen?
– Ja natuurlijk/Sorry, ik heb geen tijd.
-
-
-
1.1 Ik heb geen honger.
1.2 Ik heb ook honger.
2.1Nee, je kunt mijn wastafel niet gebruiken.
2.2 Ja, je kunt mijn wastafel zeker gebruiken.
3.1 Nee, ik kan niets voor jou doen.
3.3 Ja, ik kan altijd iets voor je doen.
4.1 Nee, ik kan je geen koffie zetten.
4.2 Ja, ik kan je zeker een koffie zetten.
-
-
-
1
Nee, Ik heb nu geen tijd om koffie te zetten
Ja, ik zet meteen koffie voor je
2
Sorry, ik weet niet waar het station is
Het station is hier dichtbij, ongeveer vijf minuten lopen
3
Sorry, ik weet niet waar je de appel kun wassen
Ja, kun de appel in de keuken wassen
-
-
-
1. Ja, je kunt zeker naar huis bellen.
Nee, je kunt niet naar huis bellen.
2. Ja, je mag morgen mijn fiets lenen.
Nee, je mag mijn fiets niet lenen.
3. Je kan goede koffie in Bean Brothers vinden. Het is op Bergstraat 14a. -
1. Nee, je mag niet naar jouw huis bellen./ Ja, jij mag zeker jouw huis bellen.
2. Nee, je kunt mijn fiets niet lenen/ Nee, je kunt mijn fiets nooit lenen.
3. Answering this question with neit/keyword doesnt fully make sense.
-
-
-
1. Nee, ik kan het niet nog een keer uitleggen./ Ja. ik kan het ook nog een keer uiteggen.
2/3. Answering this question with neit/keyword doesnt fully make sense. -
1. Sorry, ik weet het niet meer| Ja, ik wil graag een koffie.
2. Sorry, Ik heb geen idee| Ja, ga rechtdoor tot het kruispunt. Het tankstation is tussen AH en bioscoop.
3. Sorry, ik weet niet| Ja, je kunt in mijn huis een brief uitprinten. -
1. Nee sorry, ik kan het niet nog een keer uitleggen. / Ja ik kan zeker nog een keer uitleggen voor jouw.
2. Je kunt jouw auto nergens tanken / Je kunt jouw auto overal tanken.
3. Sorry, je kunt jouw brief nergens uitprinten. / Je kunt het zeker op kantoor uitprinten. -
1. Kunt u de uitleg herhalen of kunt u nog een keer uitlegen? – Ja zeker. Ik zal nog een keer de uitleg herhalen.
2. Waar kan ik mijn auto tanken? – Je kan jouw auto op de stelweg tanken of bij een andere tankstation.
3. Waar kan ik een brief uitprinten? – Je kan een brief uitprinten bij de kopieerwinkel.
-
-
-
1. Ik kan misschien een broodje voor je maken.
2. De apotheek is tegenover het station.
3. Ja natuurlijk, ik zal je een kopje koffie zetten. -
1. Je kunt mijn brood eten :).
2. De apotheek is bij de bushalte.
3. Ja, zullen we hete thee drinken. -
1. Ik heb honger. -> Neem mijn broodje. Ik heb geen honger en ik heb de broodje niet nodig.
2. Waar is de apotheek? -> Het is achter de hoek van die straat daar.
3. Ik ben moe. Ik heb koffie nodig. -> Zal ik je een koffie halen?
-
-
-
1. Weet jij een goede vacature voor mij? Helaas niet. Ik weet op dit moment geen goede vacatures.
2. Kun jij mij jouw fiets lenen? -> Nee sorry. Ik het het morgen nodig voor mijn werk.
3. Mag ik naar huis bellen? -> Ja zeker. Je kan altijd naar huis bellen. Je hoeft het mij niet te vragen.
-
-
-
A correction on the second one: Weet je waaar ik een fiets kan huren?
-
1.1. Nee, ik kan jou geen pen lenen.
1.2 Ja, ik kan jou zeker een pen lenen.
2.1 Nee, ik weet niet waar je een fiets kan huren.
2.2 Ja, ik weet zeker waar je een fiets kan huren.
3.1 Nee, ik kan voor jou geen koffie brengen.
3.2 Ja, ik kan voor jou meteen een kopje koffie brengen. -
1.1 Nee, ik kan jou geen pen lenen.
1.2 Ja, ik kan jou zeker een pen lenen.2.1 Nee, ik weet niet waar je een fiets kan gooien/huren.
2.2 Ja, ik weet zeker waar je een fiets kan gooien/huren..3.1 Nee, ik kan voor jou geen koffie brengen.
3.2 Ja, ik kan voor jou meteen een kopje koffie brengen.
-
-
-
Waar kan ik een toilet vinden?
1.1 Ja, ik kan zeker koffie voor jou zetten.
1.2 Nee, ik kan geen koffie voor jou zetten.
2.1 Ja, jij mag zeker brood eten.
2.2 Nee, jij mag geen brood eten.
3.1 Er is een toalet bij de restaurant in de buurt.
3.2 Er is geen toalet in de buurt. -
1.1 Nee, ik kan geen koffie voor u zetten
1.2 Ik kan zeker koffie voor u zetten
2.1 Nee, je mag geen brood eten
2.2 Je mag binnenkort brood eten
3.1 Ga rechtdoor, dan rechts. Aan het einde van de gang vindt u een toilet.
3.2 Het toilet is alleen voor klanten, sorry!
-
-
-
1.1 We hebben hier geen paracetamol.
1.2 Je kan misschien Anna vragen. Zij heeft meestal medicijnen met haar.
2.1 Nee, je mag niet thuis werken
2.2 Ja, je kan soms thuis werken
3.1 We sluiten elke dag om vijf uur.
3.2 We zijn altijd open. -
1. Sorry, weet ik niet. Wij hebben geen paracetamol.
Jij kunt paracetamol op de hoek bij de apotheek halen.
2.Nee, jij mag niet thuis werken.
Ja, jij mag elke maandag thuis werken.
3.Wij sluiten om zes uur.
-
-
-
1.Sorry,weet ik niet.
Ga rechtdoor, en daarna links. Daar zit een café met een toilet in.
2.Nee, jij mag niet.
Ja, natuurlijk wel.
3.Nee, jij kunt geen wifi verbinding maken met mijn internet.
Ja, jij kunt altijd met mijn wifi verbinding maken. -
1.1 Sorry mevrouw, ik weet niet waar een toilet is.
1.2 Ja,zeker. Er is een toilet in de dynamo.
2.1 Nee, jij mag mij niet even onderbreken./ jij hoef niet even naar buiten.
2.2 Ja, jij mag nu even naar buiten.
3.1 Nee, jij mag nooit met mijn wifi-verbinding maken?
3.2 Ja, jij mag soms met mijn wifi-verbinding maken.
-
-
-
1. Kun jij mij jouw fiets lenen?
1.1 Nee, ik kan jou mijn fiets niet lenen.
1.2 Ja, ik kan jou mijn fiets zeker lenen.
2. Heb je nieuwe kleren nodig?
2.1 Nee, ik heb geen nieuwe kleren nodig.
2.2 Ja, ik heb misschien nieuwe kleren nodig.
3. Mag ik naar huis bellen?
3.1 Nee, je mag niet naar huis bellen.
3.1 Ja, je mag ook naar huis bellen. -
1. Nee, je mag mijn fiets niet lenen.
1. Ja, natuurlijk je mag mijn fiets lenen.
2. Nee, ik heb geen nieuwe kleren nodig.
2. Ja, ik heb nieuwe kleren nodig.
3. Nee, je mag niet naar mijn huis bellen.
3. Ja, zeker mag je naar mijn huis bellen.
-
-
-
1. Sorry, waar kan ik auto tanken?
– U kunt naar de volgende straat gaan en daar vind je een benzinestation.
2. Kan ik mijn appel wassen?
– Zeker! Je kunt jouw appel hier wasser.
3. Hoe kan ik een apotheek vinden?
– U kunt rechtdoor gaan tot aan de t-splitsing en dan vindt u een apotheek
-
-
-
1. Sorry, waar kan ik dit station vinden?
– U volgt deze straat en gaat naar rechts
2. Sorry, ik begrijp het niet. Kunt u dit nog een keer uitleggen?
– Natuurlijk
3. Ik heb honger. Mag ik een beetje brood?
– Ja, Ik breng wat brood mee
-
-
-
-
1. Wij zullen niet naar de bioscoop gaan.
Wij zullen ook naar de bioscoop gaan.
2. Jij kunt hier geen bakerij finden.
Jij kunt hier zeker een bakerij finden.
3. Wij sluiten niet.
Wij sluiten altijd om 7 uur. -
1.1 Wij zullen niet naar de bioscoop gaan.
1.2 Wij zullen vanavond naar de bioscoop gaan.
2.1 Jij kunt hier geen bakerij finden.
2.2 Jij kunt hier zeker op Dynamo een bakerij finden.
3.1 Wij sluiten niet.
3.2 Wij sluiten elke dag om tien uur.
-
-
-
1. Waar kan ik postzegels kopen?
a) Nee, jij kunt geen postzegels kopen.
b) Jij kunt ook in de supermarkt postzegels kopen.
2. Waar kan ik mijn auto tanken?
a) Nee, je kunt je auto niet tanken.
b) Je kunt zeker bij het tankstation je auto tanken.
3. Mag ik hier eten koken?
a) Nee, je kunt hier niet koken.
b) Ja, vandaag kun je hier eten koken. Wat kook je? -
1. Je kunt zeker postzegels kopen bij het postkantoor.
Je kunt geen postzegels kopen.
2. Je kunt altijd je auto bij het tankstation tanken.
Je kunt niet je auto tanken.
3. Ja, je kunt hier soms koken.
Nee, je kunt hier niet koken.
-
-
-
1. Ja, je mag zeker iets eten.
Nee, je mag niet iets eten.
2. Ja, je mag soms een kopje koffie drinken.
Nee, je mag geen kopje koffie drinken.
3. Nee, ik kan je niet vertellen hoe je naar de markt gaat.
Ja, ik kan je misschien vertellen hoe je naar de markt gaat.
4. Ja, er is altijd wifi beschikbaar.
Nee, er is geen wifi beschikbaar. -
1.1 Ja, je mag soms iets eten.
1.2Nee, je mag niet iets eten.
2.1. Ja, je mag elke dag een kopje koffie drinken.
2.2Nee, je mag geen kopje koffie drinken.
3.1. Nee, ik kan je niet vertellen hoe je naar de markt gaan.
3.2Ja, ik kan je ook vertellen hoe je naar de markt gaan.
4.1. Ja, er is altjijd wifi beschikbaar.
4.2Nee, er is geen wifi beschikbaar.
-
-
-
– Jij kunt niet bij een bakkerij brood kopen.
– Jij kunt zeker bij een bakkerij brood kopen.– Het station is niet achter het park.
– Het station is zeker achter het park.– Ik heb niet in mijn huis internet.
– Ik heb misschien in mijn huis internet. -
1. Jij kunt geen brood kopen. Jij kunt altijd in de winkel brood kopen.
2. Deze stad heeft geen station. Het station is misschien links.
3. Nee, ik heb geen internet in mijn huis. Ja, ik heb zeker internet in mijn huis.
-
-
-
1. De bioscoop is niet bij de markt. De bioscoop is misschien bij de markt.
2. Nee, ik hoef geen brief te uitprinten. Ik moet zelden een brief uitprinten.
3. Nee, ik ben niet moe. Ja, ik ben zeker moe.
-
-
-
– Jij mag ons toilet zeker gebruiken.
– Jij mag ons toilet niet gebruiken.
– Jij kunt ze altijd in deze winkel kopen.
– Jij kunt ze niet in deze winkel kopen.
– Jij kunt mijn fiets zeker lenen.
– Jij kunt mijn fiets niet lenen.
-
- Load More Posts
-
— Everything —— Everything —StatusVideosUpdatesNew GroupsPostsComments
-
-
DutchCourseEindhoven posted in the group Dutch Course A1 Homework Preparation Group
Make 3-7 questions from I need game
Please record your questions https://rebrand.ly/record-voice and post your link below.171 Comments- Show all comments (171)
-
-
-
1. Sorry, waar kan ik dit station vinden?
– U volgt deze straat en gaat naar rechts
2. Sorry, ik begrijp het niet. Kunt u dit nog een keer uitleggen?
– Natuurlijk
3. Ik heb honger. Mag ik een beetje brood?
– Ja, Ik breng wat brood mee
-
-
-
-
1. Wij zullen niet naar de bioscoop gaan.
Wij zullen ook naar de bioscoop gaan.
2. Jij kunt hier geen bakerij finden.
Jij kunt hier zeker een bakerij finden.
3. Wij sluiten niet.
Wij sluiten altijd om 7 uur.
-
-
-
1. Waar kan ik postzegels kopen?
a) Nee, jij kunt geen postzegels kopen.
b) Jij kunt ook in de supermarkt postzegels kopen.
2. Waar kan ik mijn auto tanken?
a) Nee, je kunt je auto niet tanken.
b) Je kunt zeker bij het tankstation je auto tanken.
3. Mag ik hier eten koken?
a) Nee, je kunt hier niet koken.
b) Ja, vandaag kun je hier eten koken. Wat kook je?
-
-
-
1. Ja, je mag zeker iets eten.
Nee, je mag niet iets eten.
2. Ja, je mag soms een kopje koffie drinken.
Nee, je mag geen kopje koffie drinken.
3. Nee, ik kan je niet vertellen hoe je naar de markt gaat.
Ja, ik kan je misschien vertellen hoe je naar de markt gaat.
4. Ja, er is altijd wifi beschikbaar.
Nee, er is geen wifi beschikbaar. -
1.1 Ja, je mag soms iets eten.
1.2Nee, je mag niet iets eten.
2.1. Ja, je mag elke dag een kopje koffie drinken.
2.2Nee, je mag geen kopje koffie drinken.
3.1. Nee, ik kan je niet vertellen hoe je naar de markt gaan.
3.2Ja, ik kan je ook vertellen hoe je naar de markt gaan.
4.1. Ja, er is altjijd wifi beschikbaar.
4.2Nee, er is geen wifi beschikbaar.
-
-
-
– Jij kunt niet bij een bakkerij brood kopen.
– Jij kunt zeker bij een bakkerij brood kopen.– Het station is niet achter het park.
– Het station is zeker achter het park.– Ik heb niet in mijn huis internet.
– Ik heb misschien in mijn huis internet. -
1. Jij kunt geen brood kopen. Jij kunt altijd in de winkel brood kopen.
2. Deze stad heeft geen station. Het station is misschien links.
3. Nee, ik heb geen internet in mijn huis. Ja, ik heb zeker internet in mijn huis.
-
-
-
1. De bioscoop is niet bij de markt. De bioscoop is misschien bij de markt.
2. Nee, ik hoef geen brief te uitprinten. Ik moet zelden een brief uitprinten.
3. Nee, ik ben niet moe. Ja, ik ben zeker moe.
-
-
-
– Jij mag ons toilet zeker gebruiken.
– Jij mag ons toilet niet gebruiken.
– Jij kunt ze altijd in deze winkel kopen.
– Jij kunt ze niet in deze winkel kopen.
– Jij kunt mijn fiets zeker lenen.
– Jij kunt mijn fiets niet lenen.
-
- Load More Posts
Goed