-
Dutchbook huiswerk:👍
Boek. Pagina 97
Opdracht 10
Plaats jouw antwoorden hieronder:140 Comments-
1. Jullie geven de nuttige cadeaus niet.
2. Zij koopt het groot huis niet.
3. Hij schrijft de mooie liedjes niet. -
-
-
-
1. We hebben de nieuwe auto niet.
2. Ik heb het interessant boek niet.
3. Je hebt de oranje bloem niet. -
1. Ik ken de kale man niet.
2. Wij geven het juiste antwoord niet.
3. Zij maakt de beste foto’s niet. -
-
1. Jullie zijn de korte mensen niet.
2. Vissen zijn de slimme dieren niet.
3. wij hebben de zwarte paraplu niet -
-
-
1. Lodewijk is de slimste man niet.
2. Hij is de snelste man niet.
3. Hij heeft de leukste hond niet. -
-
-
-
-
-
-
1. Ik heb de belangrijke taak niet.
2. U krijgt het grote cadeau niet.
3. Jullie geven het beste feest niet. -
1. Ik heb de rode pen niet.
2. Zij ziet de zwarte hond niet.
3. Ik maak de kleurrijke schilderij niet. -
-
1. Ik heb de wilde hond niet.
2. Wij eten de slimme octopus niet.
3. Jullie fietsen de nieuwe fietsen niet. -
1. Ik drink die verse muntthee niet
2. Zij draagt haar zwaarte jurk niet
3. Ik rijd mijn rode fiets niet. -
1. Ik heb de geel bloemen niet.
2. Zij hebben de grote balkon niet.
3. Zij heeft de oranje overhemd niet. -
1. Ik heb de groene boek niet.
2. Zij ziet de wit katje niet.
3. Ik maak de kleurrijke schilderij niet. -
4.
4.1-Wij hebben de snelle internet verbinding niet
4.2-Jullie zijn de slechtste leverancier niet
4.3-Zij heeft de goede baan niet -
1. hij drinkt de rode wijn niet
2. zij poutsen de vieze tafel niet
3. wij schrijven de interessante roman niet -
1. Zij hebben de nieuwe caravan niet.
2. Hij rijdt de snelle auto niet.
3. Jij leest het saaie boek niet. -
-
-
1. Wij kopen de dure auto niet.
2. Ze nemen de snelle trein niet.
3. De kinderen kijken de hele documentaire niet. -
1. Wij rijden de snelle auto niet.
2. Ik maak de lekkere taart niet.
3. Hij koopt het grote huis niet. -
1. Hij is de snelle chauffeur niet.
2. Jij bent de slimme voetballer niet.
3. Cornelius eet het lekker hapjes niet. -
1. Ik werk het groot kantoor niet.
2. Wij hebben de kleine auto niet.
3. Zij heeft de grote man niet. -
1.Zij is de mooie vrouw niet.
2. Ik heb de kleurrijke planten niet.
3. Hij vindt het diner leker niet. -
1. Ik drink de zoete koffie niet.
2. Hij spelt het moeilijke spel niet.
3. Wij kopen de grote tv niet -
-
-
-
1. Wij hebben de grote auto niet.
2. Ik bezoek de stinkende vriend niet.
3. Hij koopt het duur huis niet. -
- Load More Posts
1. Ik heb de rode fiets niet.
2. Zij heeft het belangrijke brief niet.
3. Wij hebben de nieuwe auto’s niet.