Dutch Course Eindhoven A2 Homework Answers Group

  • Public Group
  • 1 week, 1 day ago
  • 97

    Posts

  • 110

    Members

  • Dutchbook huiswerk:👍
    Boek. Pagina 119
    Opdracht 1
    Plaats jouw antwoorden hieronder:

    liked this
    180 Comments
    • 4. op het werk
      6. spelen
      9. vanavond >> just “eten”
      10. wil…

    • 2. dinsdag
      3. …morgen met ons praten (beter)
      4. …om 8 uur met hem eten.
      5. …om 9 uur naar haar huis gaan?
      7. ….pasta koken.
      8. …dinsdag….over jouw probleem praten.
      9. trouwen
      10. in het weekend

    • 1. Ik zie hem diensdag op school.
      2. Wij moeten met jou vanavond buiten over de tuin praten.
      3. Wij zien jullie woensdag op het restaurant.
      4. Ik wil hem elke dag zien.
      5. Hij wil met jou morgen thuis een kopje thee drinken.
      6. Zij ziet hem om 3 uur in de winkel.
      7. Ik wil haar morgen in de tuin helpen.
      8. Zij wil met ons om 7 ‘s ochtends een m…Read More

    • 1. Ik zie haar vandaag naar de school gaan
      2. Zij wil ons om 7 uur ‘s avonds avondeten hebben
      3. Zij bezoeken ons deze kerst thuis voor cadeaus te geven
      4. Hij rijdt ons nu naar huis voor slapen
      5. De leraar leert hen tijdens de les in het lokaal te tekenen
      6. Ik kijk naar hem ‘s ochtends in de tuin bloemen planten
      7. Jullie helpen hen altijd in…Read More

    • 1. Ik zie jou morgen op het kantoor
      2. Ik kan met jou vanavond over het huis praten
      3. Ik wil met jou morgen bij een restaurant eten
      4. Ik zal met haar op vrijdag naar een feestje gaan
      5. Ik zal met hem vandaag over mijn idee praten
      6. Wij zullen met hen tijdens het weekend reizen
      7. Wij willen met onze kinderen volgende maand naar Frankrijk…Read More

    • 1. Ik zie hem morgen thuis over het boek praten.
      2. Hij belt haar vanavond naar het ziekenhuis over een medicatie praten.
      3. Zij ziet jou morgen in het stadium een wedstrijd spelen.
      4. Ik zie hem vandaag op de bibliotheek een boek lenen.
      5. Hij kijkt naar hem ochtends in de tuin bloemen planten.
      6. Wij zien haar vanavond in de supermarket melk…Read More

    • 1. Ik zie hen vanavond het carnaval bij de restaurant vieren.
      2. Hij wil mij morgen de borden in de vaatwasser doen.
      3. Ik wil haar nu mijn kat naar de dierarts brengen.
      4. Zij ziet mij om 2 uur een afspraak bij de gemeente maken.
      5. Wij willen hen in maart een reis naar Frankrijk plannen.
      6. Ik mag met haar volgende zomer in Kreta een vakantie…Read More

      • 1. in het restaurant
        2..dat ik morgen de borden in de vaatwasser doe.
        3..dat zij nu mijn kat naar de dierenarts brengt.
        5..voor hen
        6..op vakantie naar Kreta gaan.
        7. deze lente, barbecueën
        8. met jouw presentatie
        9. een lange..
        10..voor mij vanmiddag

    • 1. Wij willen met jullie pizza in het restaurant eten.
      2. Ik mag met haar morgen naar de bibliotheek gaan.
      3. Hij kan jou om 6 uur de film in de bioscoop zien.
      4. Ik zal hem vanavond in de stad ontmoeten.
      5. Jullie moeten hen in het weekend voor ontbijt uitnodigen.
      6. Ik zie u morgen met de kinderen in het park.
      7. Zij wil met hem om woensdag de…Read More

    • 1. Ik wil met hun in het weekeind thuis een feest geven.
      2. Zij wandelt met hem in elke weekend in het bos om foto’s te maken.
      3. Hij wil met hen op zijn zolderkamer muziek maken.
      4. Wij kunnen hun bloemen op zondag in zijn tuin water geven.
      5. Ik wil met hun in deze zomer op vakantie plezier hebben.
      6. Hij kan met haar volgende maand naar een a…Read More

    • 1. Wij willen jou morgen op kantoor zien.
      2. Ik moet jullie om 12 uur naar de stad fietsen.
      3. Wij kunnen met jou morgen naar huis gaan.
      4. Zij gat met mij vandaag in het park chillen.
      5. Ik kan haar vanavond met haar huiswerk helpen.
      6. Ik moet met hem elke dag Nederlands spreken.
      7. Ik wil jou morgen een afspraak bij de huisartsenpraktijk…Read More

    • 1..met mijn gezin vanavond bij hem eten.
      2..jullie met jullie gezinnen….ontmoeten/zien.
      3….in het restaurant ontbijten.
      4..op school een cadeau geven.
      7. naar carnaval
      8. ?
      9. voor een afspraak naar de school gaan.
      10.. een medicijn/medicijnen geven.

    • 1. op de markt
      2. in
      3. met ons om 5 uur in het stadion een voetbalwedstrijd kijken..
      6. rewrite
      7. consolespellen spelen.
      9. volgend weekend

    • 1, 2. vandaag
      7. vandaag met jou over jouw werk praten.
      8…kan morgen op school op je wachten.
      9. in de bioscoop

    • 2. deze
      3. dokter
      6. jouw
      7. eten (dineren < formal)

    • 1..dat jij morgen met jouw taken klaar bent.

    • 1. Ik kan hem vanavond hun opdracht in het café luisteren.
      2. Zij wil met jou morgen in de garage haar auto verkopen.
      3. Otto ziet jullie straks om 7 uur om onze conferentie op de bibliotheek te organiseren.
      4. Ik wil met haar vanavond in de studeerkamer onze favoriete boek lezen.
      5. Ik moet samen met jou morgen het ontbijt in de keuken maken.
      6.…Read More

      • 1…vanavond met hem in het café naar hun opdracht luisteren.
        3…om 7 uur in de bibliotheek onze conferentie organiseren.
        4. ons
        8…mijn reis in/naar Italië voor eind augustus maken.

    • Recept A
      1. Ik zie jou morgen een afspraak bij de gemeente maken.
      2. Hij wil haar vanavond haar huiswerk thuis maken.
      3. Jij wilt mij om 3 uur met mijn fiets bij park zien.

      Recept B
      4. Ik zal met mijn moeder vanavond thuis een taart bakken.
      5. Zij wil met haar vriend morgen bij de winkel jurken kopen.
      6. Hij kan met zijn collega vandaag op…Read More

    • 1. Je moet haar morgen op school met haar middageten meenemen.
      2. Ik moet ze vanavond thuis bellen.
      3. Hij wil haar ‘s middags op kantoor met haar documentatie helpen.
      4. Ik moet hem nu in het park vinden.
      5. Je moet me om 6 uur naar werk met de auto rijden.
      6. We zullen ze morgen naar het feestje hun wijn brengen.
      7. Ze wil je morgen in de b…Read More

    • 1. Ik kan om 3 uur met jou op het strand jouw honden te uitlaten.
      2. Jij kan morgen met mij op kantoor het rapport lezen.
      3. U kunt vanavond met Hans thuis tv kijken.
      4. Zij mag vanmiddag met jullie in het stadcentrum om kleding te kopen.
      5. Hij mag later met jullie over het film praten.
      6. Wij kunnen vandaag met haar naar het hotel koffie te…Read More

      • 1..minus “te”
        4..minus om…te
        5. de film
        6..in het hotel koffie drinken.
        7….gepland. (Vermeer < één m)
        8. kan, …repareren (minus "om…te")
        9…met hen ,………management praten (<< praten over)

    • 1. Ik wil met jou morgen op school over het boek praten.
      2. Zij wil met haar man vanavond thuis lasagna maken.
      3. Ik zal met jou vandaag bij de supermarkt groenten kopen.
      4. Ik wil jou vandaag thuis jouw huiswerk maken.
      5. Ik zal met mijn instructeur deze week thuis de piano oefenen.
      6. Hij wil met zijn vriend morgen bij de bibliothek een boek…Read More

      • 2. lasagne
        4..wil dat jij vandaag thuis jouw huiswerk maakt.
        5..(met mijn leraar) op de piano…
        6..in de bibliotheek een boek lezen.
        8..in de bioscoop
        (10. in de winkel)

    • 1. Ik moet met jou morgen thuis naar mijn vader bellen.
      2. Wij moeten met hem vandaag in de universiteit over de brief praten.
      3. Zij zal de boeken vanavond in de bibliotheek bij bol.com bestellen.
      4. Hij zal morgen bij de bank voor zijn studie betalen.
      5. Ik zal met jou vanavond op de school dansen.
      6. Ik moet met andere studenten dit jaar aan…Read More

    • 1. Jij moet met jouw dokter morgen een afspraak in het ziekenhuis maken. (A)
      2. Zij wil met hem in dit weekend een film in de bioscoop kijken. (A)
      3. Zij willen hun zoon volgende maand een auto uit de showroom geven. (A)
      4. Hij wil met haar vanavond pizza in het restaurant eten. (A)
      5. Ik moet met mijn man elke week de was thuis doen. (A)
      6. Wij…Read More

    • A
      1. Ik kan met jou om 8 uur het huiswerk in de bibliotheek maken.
      2. Zij wil mij avond een taart in de keuken bakken.
      3. Jij moet hen morgen een nieuwe tv bij de winkel kopen.
      4. Hij moet haar vanavond zijn sleutel in Amsterdam inleveren.
      5. Ik zie jullie om 9 uur jouw taken op kantoor doen.
      B
      6. Wij willen jou ‘s middags op school voor het e…Read More

      • 2..voor mij vanavond..
        3..voor hen morgen in de winkel een nieuwe tv <> ?
        5. jullie taken
        6.. met jou..
        7…Zij wil…. What do you mean with this sentence?
        8…bij ons ..

    • 1. jou
      2..vanmiddag, aan onze taken..
      4. zondag
      5..morgen voor de gezelligheid naar ons komen.
      6. (in de bioscoop)
      7. (in het café)
      8. soep
      9. zondag
      10. tijdens het concert (naar) muziek luisteren.

    • 3. maken
      4…tennis spelen >> tennissen
      6..zullen met haar morgen het huis schilderen.
      7. op school
      8..in het park voetballen
      9. in het park
      10..in de bibliotheek verhalen schrijven (verhalen=undefined)

    • 4..in het park met onze vrienden praten (<<praten met)

    • 4..kunt mij nu hier geld geven.
      6..met mijn auto thuisbrengen (thuis brengen).
      8..met de trein naar Eindhoven reizen (<< reizen naar)
      9..in de bioscoop een film kijken.

    • Recept A:
      1. Jij ziet haar nu boodschappen in de winkel doen.
      2. Ik wil met jou morgen een film in de bioscoop zien.
      3. Zij kan met hem vanavond het boek thuis lezen.
      4. Jullie zullen mij vandaag een taart op school geven.
      5. Hij wil jullie morgen een rondleiding in de buurt geven.
      Recept B:
      1. Ik zal voor jou morgen bij het restaurant een pizza…Read More

    • Recept A
      1. Ik ken hem sinds september 2021.
      2. Ik geef haar genoeg geld.
      3. Jullie zullen ons morgen op kantoor zien.
      4. Je zal mij mijn geld vandaag betalen.
      5. Zij wil ons morgen haar ouders zien.
      Recept B
      1. Je zal met mij morgen afspraak makken.
      2. Wij willen in de natuur leven.
      3. Ik volg jou op Facebook.
      4. Wij zullen bij jou een taart…Read More

    • 1. Ik wil met haar nu een film in de bioscoop kijken.
      2. Wij willen met jou morgen coffie in een café drinken.
      3. Ik moet met jullie morgen over mijn idee op school praten.
      4. Wij willen dat je vanavond de piano op school repareert.
      5.Ik moet met haar om 3 uur de presentatie in het kantoor doen.

      6. Ik wil hem morgen op het strand zwemmen…Read More

      • 2. koffie ..(in een café koffie drinken)
        3. ..op school over mijn idee praten.
        6. leren zwemmen
        7. op kantoor
        8..dat jij
        9. Ik wil dat jullie vanmiddag de auto daar laten.
        10. ?

    • Recept A:
      1. Hij wil met u vandaag over uw resultaten op het werk praten.
      2. Zij wil mij nu met mijn man in de trein zien.
      3. Ik wil voor hem vanavond een nieuw recept bij de buren koken.
      4. Zij willen aan hen vandaag gratis koekjes in de gemeente geven.
      5. Je kunt voor me morgen een souvenir in Amsterdam kopen.
      Recept B:
      6. Jij kunt met mij…Read More

    • Recept A
      Ik wil morgen jou katten in het park zien.
      Jij moet ons op vrijdag een afspraak bij de gemeente maken.
      Jullie zien mij altijd mijn huiswerk op school maken.
      We willen haar vanavond met haar fiets naar het huis brengen.
      Hij kan mij vanavond het geheim thuis vertellen.
      Recept B
      Ik zal met hem op vrijdag bij de winkel boodschappen doen.
      Hij…Read More

    • ReceptA
      1. Ik zie haar vandaag met haar man naar huis lopen.
      2. Hij ziet mij vandaag fietsen.
      3. Pieter ziet haar haar kleuring.
      4. Ik wil haar vandaag een vraag stellen.
      5. Jullie willen haar morgen een boek laten.
      ReceptB
      6. Ik wil met jou morgen in het park een barbecue maken.
      7. Ik zal met hem vandaag in mijn huis pasta koken.
      8. Pieter wil…Read More

    • Recept A
      1. Hij gaat met haar vanavond recept op café maken.
      2. Wij willen jou vanavond dans in theater kijken.
      3. Ik neem jou morgen jouw foto thuis nemen.
      4. Je hebt met mij om 5 uur een afspraak op school.
      5. Ze zeggen hem morgen met de auto op school wachten.
      Recept B
      1. Hij gaat met haar vanavond op cafe een recept maken.
      2. Wij willen jou…Read More

    • Recept A
      1. Ik wil jou vanavond met mooie kleding zien.
      2. Hij wilt morgen met haar hond op het strand lopen.
      3. Zij wilt hem om 9 uur met zijn project op het kantoor zien.
      4. Ik ga jullie morgen op school zien.
      5. Hij bezoekt haar morgen in het ziekenhuis.
      Recept B
      6. Ik zal met jou vanavond naar de buren lopen.
      7. Ik zal met jullie morgen op…Read More

    • 1 Ik wil met jou morgen naar de bioscop gaan.
      2 Hij wil met jullie tuis over hem baan praten.
      3 Zij zal met haar kinderen deze week de boeken op het bibliothek overhandingen.
      4 We willen met onze docent volgende maand een beertje in een bar drinken.
      5 Ik zal met jullie morgen op het kantor een vergadering organiseren.
      6 Jullie willen met de leraar…Read More

    • 1. Ik wil met haar morgen het huiswerk thuis maken
      2. Wij zullen met jou dit weekend een taart thuis bakken.
      3. Ik moet met haar op Vrijdag een afspraak bij de gemeente maken.
      4. Peter wil zaterdag met haar de bruiloft in de kerk vieren.
      5. Hij moet hem vanavond de danse op school leren.
      6. Ik moet met jou om 10 uur werk bij het kantoor werken.
      7.…Read More

    • 1. Ik wil jou vandaag met hem thuis zien
      2. Hij moet mij nu met op kantoor met documenten zien
      3. Zij wil met hem morgen naar Efteling gaan
      4. Jij zul met ons vanavond naar bioscoop gaan
      5. Ik moet mij rijbewijs morgen bij de gemeente brengen
      6. Jij ziet hem vandaag om 2 uur op kantoor
      7. Hij wil ons om zaterdagavond uitnodigen eten
      8. Ik wil met…Read More

    • 1. Ik mag met haar om 10 uur over het geld op het kantoor praten.
      2. Ik moet je vrijdag over een probleem bij jouw huis zien.
      3. Ian moet voor hen voor maandag een presentatie op het kantoor maken.
      4. Ik zie haar dinsdag op 7 uur om haar werk op haar kantoor te bespreken.
      5. Wij kunnen je morgen met poppen op de speelplaats spelen.
      6. Ik moet met…Read More

      • 1…op kantoor over het geld praten.
        2…je vrijdag thuis zien om over een probleem te praten.
        3. op kantoor
        4…om 7 uur
        5. met jou
        6. op school ballet dansen
        10..gedaan

    • 1.Ik wil jou morgen met jouw familie bij de feest zien.
      2. Ik zal met haar overmorgen op kantoor over de taak praten.
      3. Ik wil hem vandaag met zijn hond thuis zien.
      4. Wij willen ze morgen aan hen kinderen in de opvang denken.
      5. Ze willen ons vandaag in de klas over een film schrijven.
      6. Zij zal met jou nu naast het standbeeld voor een foto…Read More

      • 1. het feest
        4. ?
        6..voor een foto naast het standbeeld staan.
        7. elke dag op school Nederlands oefenen.
        8. rewrite … >> something with “geïnteresseerd”?
        9..willen dat ze nu op het station op de aankondigingen letten.
        10..op kantoor over zijn werk klagen.

    • 1. Ik wil jou om 7 uur een afspraak op het kantoor maken
      2. Hij ziet haar morgen met haar kind naar de school gaan
      3. Wij zien jullie op maandag met jullie bokken naar de bibliotheek gaan.
      4. Zij willen ons vanavond met onze buren van een liedje horen
      5. Jij wil haar vandaag een cadeau op het internet bestellen.
      6. Ik zal met haar vanavond op de…Read More

      • 1. Do you mean “I want you to do it” or “I want to do it for you?”
        3. boeken
        4. ?
        5. voor haar
        6. op school (like “naar school”)
        7. in Amsterdam
        10. op kantoor

    • 1. Ik wil jou avond jullie cadeau naar winkel kopen.
      2. Jij mag hen op 7 uur avondeten thuis maken
      3. Zij ziet hen elke ochtend naar school fietsen.
      4. Wij kunnen jullie morgen thuis schoon helpen
      5. Hij vindt hem om 7 juni een mooi hotel voor slapen.
      6. Ik wil met jou op deze weekend naar Lisse de bloemen zien
      7. Jij hebt met mij morgen thuis het…Read More

      • 1. ?
        2. voor hen om 7 uur thuis avondeten maken.
        4..helpen met schoonmaken
        5..voor hem OP 7 juni ……om te slapen > ?
        6…met jou dit weekend in Lisse de bloemen zien.
        7. moet met mij morgen…….bakken.
        8. moeten (!) vanavond in het centrum naar een feest…
        9..over twee dagen (overmorgen) dat huis bekijken.
        10. “ochtend” means ‘morning’ >> do…Read More

    • 1. Ik wil met jou overmorgen thuis het huiswerk doen.
      2. Hij zal met haar om 11:00 uur dicht bij nieuw huis kijken.
      3. Zij ziet haar gisteren op het kantoor met haar collega’s praten.
      4. Ik wil jou morgen hier met jouw vriend komen.
      5. Ik zie hem om 10:30 op school met het hond spellen.
      6. Ik wil je morgen in mijn huis met jouw tas komen.
      7. Jij k…Read More

      • 2..een nieuw huis bekijken.
        3..zag haar gisteren op kantoor …
        4. (English virus) >> Ik wil dat jij morgen hier met jouw vriend komt.
        5..de hond spelen (!)
        6. rewrite, see 4.
        7. met mij….naar mijn huiswerk kijken.
        8…in een ander land met ….zien.
        10. op kantoor

    • 1. Ik zal met hem vanavond ons huiswerk thuis maken.
      2. Wij willen ons morgen de les bij Dutch Academy Eindhoven begrijpen.
      3. Ik zie jou vanavond een film bij de bioscoop kijken.
      4. Jij gaat met mij morgenavond Napoleon in de bioscoop kijken.
      5. Saskia zal met mij vandaag naar school gaan.
      6. Hij kan met jou morgen de kinderen naar school…Read More

    • 1. Ik wil jou morgen met jouw ouders op het centrum lopen
      2. Reinier zal morgen met mij naar kerk gaan.
      3. Jullie willen volgende week de film bij de bioscoop kijken.
      4. Ella wil vanavond met zij zus de kip koken.
      5. Ik zal morgen met jou thuis over de film praten.
      6. Wij zullen volgende jaar met onze familie naar Duitsland gaan.
      7. Hij moet…Read More

      • 1..morgen met jou en jouw ouders IN het centrum lopen.
        2. naar de kerk
        3..in de bioscoop
        4..zijn zus
        6. volgend
        7. samen in het restaurant eten.
        8. wilde
        9. zijn (!) vrienden, het feest

    • 1. Ik wil met jou vrijdag een workshop bij Strijp-S faciliteren.
      2. Zij zal met mij vanavond een repetitie bij Lab-1 zien.
      3. Hij wil haar morgen om 7 uur voor aan afspraak op kantoor zien.
      4. Ik wil met ze volgende zomer een concert bij de zee feesten.
      5. Ik wil met haar morgen om 5 uur borrelen in Amsterdam hebben.
      6. Jij wil ons op donderdag…Read More

    • FW WW VRIEND TIJD WAT PLAATS WW2
      1. Ik zal met haar vanavond fiets in het centrum zoeken.
      2. Zij maakt me ‘s ochtends koffie naar het bed brengen.
      3. Freida wil hen elke week het eten in de kerk dienen.
      4. De docent zal ons morgen het oefenen tijdens de les maken.
      5. Wij zullen jullie deze week voor de tuin in jullie thuis werken.

      FF WW VRIEND T…Read More

      • 1. in het centrum een fiets zoeken.
        2. rewrite (English virus?)
        3. brengen
        4. met ons (?) de oefeningen…..
        5. zullen deze week bij jullie in de tuin werken > ?

        1. rewrite (“in de bioscoop”, overmorgen)
        2..wil dat hij vanmiddag naar het ziekenhuis komt (English virus)
        3. met mij
        4..haar huis sinds vandaag te huur zetten/aanbieden.
        5..in het…Read More

    • 1. Ik zal met jou morgen thuis over het boek praten
      2. Je moet met mij overmorgen op het kantoor over mijn presentatie bespreken
      3. Onze kinderen gaan met je kinderen morgen naar ons huis viele boeken brengen
      4. Mijn vader zal met zijn vriend om 3 uur in een cafe over een ongeluk praten
      5. Mijn vrouw en ik zullen met onze collega komende zomer in…Read More

    • 1. Ik wil met jou vandaag in de supermarkt onze boodschappen doen.
      2. Ik zal met jou vanavond thuis over het incident vertellen.
      3. Ik wil jou morgen met jouw oplossing op kantoor zien.
      4. Hij kan met ons morgen nabij de sporthal zijn hardloopschoenen handelen.
      5. Hij wilt met jullie vandaag op school over het boek praten.
      6. We kunnen met jou…Read More

    • 1- Je moet vanavond jouw project voltooien.
      2- Zij wil hem volgende week naar vakantie gaan.
      3- Hij wil haar elke dag hun boodschappen doen.
      4- Mijn docent verwacht mij na ieder les mijn huiswerk maken.
      5- Mijn auto vereist mij zijn jaarlijks onderhoud doen
      6- Haar ouders wachten haar op ze thuis ophalen.
      7- Hij wil haar op zijn huis komen.
      8- Ik…Read More

      • 2..met hem
        3..wil dat zij elke dag hun boodschappen doet > ?
        4..verwacht van mij dat ik na iedere les mijn huiswerk maak.
        5…heeft jaarlijks onderhoud nodig.
        6 ?
        7. Hij wil dat ze naar zijn huis komt.
        10..volgend

    • 1- Ik wil hem vanavond met zijn dochter thuis zien.
      2- Ik zal met hem morgenavond thuis een film kijken.
      3- Ze zullen met jullie volgende maand een Nederlandse cursus beginnen
      3- Wij willen met hem volgende week op vakantie gaan.
      4. Hij wil hem (mijn hond) vanavond in de wijk uitlaten.
      5. Ze wil met hem vanavond in het restaurant diner eten.
      6-…Read More

    • 1. Ik wil aan haar vandaag jouw tas op kantoor geven.
      2. Hij mag jou morgen met jouw taak op school helpen.
      3. Jullie willen hem nu hier een pen geven.
      4. Zij kunnen ons morgen thuis onze hond geven.
      5. Jij kunt me morgen een brief naar mijn huis sturen.
      6. Wij kunnen jou morgen met een vraag thuis opbellen.
      7. Ze wil naar hem vandaag in het cafe…Read More

    • 1. Hij wil op haar vanavond bloemen in het restaurant geven.
      2. Ik wil jullie tijdens het carnaval met jouw kostuums op straat zien.
      3. Ik zal hem vanavond vis van het huis voeren.
      4. Hij moet met haar nu zijn maaltijd in het kantoor delen.
      5. Ik wil bij hen vannacht met mijn vriendin in het kamp blijven.
      6. Ik wil met haar morgen in de…Read More

    • 1. Ik zal hem morgen de afspraak op gemeente maken
      2. Je moet haar vandaag op school halen.
      3. Hij wilt mijn nu auto naar Eindhoven rijden.
      4. Zij zal haar overmorgen huiswerk op school maken
      5. Ik wil mijn vandaag fiets thuis schoonmaken.
      6. Ik wil haar vandaag thuis iets koken.
      7. Hij moet hem morgen op de markt een geschenk kopen.
      8.Ze heeft…Read More

      • 1..met hem…..bij de gemeente…
        2..van school ophalen.
        3..?
        4. overmorgen haar huiswerk op school maken.
        5..vandaag mijn fiets…
        6..voor haar…
        7..voor hem
        8..gemaakt
        9..hen……meenemen.
        10..op het station..

    • 1. Ik zie jou morgen met jouw baby naar de dokter gaan
      2. Zij wil met jou vanavond thuis over jouw relatie spreken
      3. Ik wil jullie morgen bij jullie een cadeautje geven
      4. Wij kunnen met jullie morgen bij de bioscoop deze film kijken
      5. Ze willen met ons nu bij de bushalte de volgende bus wachten
      6. Ik wil met jou vanavond in de buur jouw kat…Read More

    • 1. Ik kook met jou vandaag thuis over eten praten.
      2. Ik zie jou nu met jouw hond bij het park staan.
      3. Ik zal met hem elke dag fiets in het centrum zoeken.
      4. De kinderen willen met hen oma in het weekend thuis een boek lezen.
      5. Hij zal met jullie vanavond bij de bioscoop een film kijken.
      6. Wij willen met onze buren volgende maand in de buurt…Read More

    • 1. Ik wil met jou morgen in de bibliotheek het boek schrijven.
      2. Zij gaat met hem vanavond in de bioscoop de film kijken.
      3. Wij willen jullie nu jullie klusjes afmaken.
      4. Ik zie jou mijn boodschappen doen.
      5. Zij zal met jullie later in de keuken het avondeten maken.
      6. Wij gaan met haar in het weekend in een restaurant eten.
      7. Wij zien jou…Read More

    • 1. Ik wil met jou morgen een film in de bioscoop kijken.
      2. Ik moet hem vanmorgen mijn boek op school geven.
      3. Hij kunt met hen in het weekend spellen in het park spelen.
      4. Zij wil van jou vanmorgen een fiets op school lenen.
      5. Zij zal me nu een pen in de klas geven.
      6. Jullie kunnen bij mij in juni in de koken een taart bakken.
      7. Ik kan jou…Read More

    • 1. Ik zie jou morgen op de parkeerplaats staan.
      2. Zij zal met mij vanavond naar het strand surfen.
      3. Ik zie jou om 5 uur bij de supermarket boodschappen doen.
      4. Hij wil jou morgen met jouw huiswerk op school zien.
      5. Ik zal jou om 8 uur met jou thuis ontmoeten
      6. Ze wil met hem nu in de bioscoop een film kijken.
      7. Ik wil met jou in april over…Read More

    • 5..een foto/foto’s
      9..een afspraak
      10. minus “diner”

    • 1. Ik zal jou morgen met popcorn in de bioscoop zien.
      2. Ik wil met haar vanmiddag op kantoor over de brief praten.
      3. Ik wil met hem vanavond thuis over de vakantie plannen.
      4. Ik wil met jou in het weekend thuis met jouw huiswerk helpen.
      5. Ik wil met jullie vanavond de nieuwe film kijken.
      6. Wij willen met jou morgen een bananenbrood bakken.
      7.…Read More

    • 1. Ik wil met haar ‘s ochtends naar het park hardlopen.
      2. Zij willen met me vanavond thuis over mijn relatie spreken.
      3. Hij ziet jullie nu huiswerk op school doen.
      4. Jullie kunnen met ons morgen bij het theater dit toneelstuk kijken.
      5. Ik wil met jullie altijd op de bar een bier drinken.
      6. Hij zal met hen op het weekend thuis een BBQ k…Read More

      • (1. in het park)
        5..aan/bij de bar..
        6..in het weekend thuis barbecueën.
        7..in het weekend
        8….hebben/. op kantoor vergaderen.
        9. minus “nemen”

    • 1. Hij wil haar vanavond voor 15:00 uur met haar ouders thuis zien.
      2. Ik wil jullie op maandag met jullie kaartjes in de bioscoop zien.
      3. Zij wil jou vandaag zonder jouw bril bij de dokter zien.
      4. Jij ziet hem nu zijn huiswerk in de keuken maken.
      5. Ik wil haar op donderdag met haar auto op kantoor zien.
      6. Ik zal met haar vanavond op school…Read More

    • 1. Ik zie jou vandaag met jouw ouders in de auto rijden.
      2. Hij heeft haar gisteren met haar hond in Eindhoven zien.
      3. Ik moet jou nu met jouw huiswerk op school maken.
      4. Ik wil jou avond met jouw de film thuis kijken.
      5. Zij wil haar morgen boodschapen bij the winkel kopen.
      6. Hij wil jullie om 3 uur een afspraak bij de gemeente maken.
      7. Ik…Read More

      • 2…gezien.
        3..nu met jou op school jouw huiswerk maken.
        4..de film vanavond met jou thuis kijken.
        5…in de winkel boodschappen doen.
        6..met jullie …
        9..bij (in) het koffietentje

    • 1. Ik moet met jou morgen dit project maken.
      2. Ik wil jullie vanavond het avondeten thuis maken.
      3. Hij kent me nu met mijn huiswerk op school helpen.
      4. Wij mogen met hen tijdens volgende week de nieuwe film kijken.
      5. Ze zullen met jullie maandagochtend op werk de teamvergadering hebben.
      6. Jullie willen hen gedurende de zomer in Bulgarije met…Read More

      • 1….doen.
        2..met jullie > ?
        3..kan
        4. no need for “tijdens” here
        5. op het werk
        7. ?
        9..in het centrum fietsen zoeken.
        10..(bij de gemeente)

    • 1. Ik wil vanavond nieuwe schoenen op het internet bestellen.
      2. Ik moet met mijn vriend elke maand voor onze huur betalen.
      3. Wij willen vanavond met onze vrienden op het evenement dansen.
      4. Ik wil niet meer naar het BRN-radiokanaal luisteren.
      5. Ik moet onmiddellijk met roken stoppen.
      6. De kinderen moeten met hun vrienden op de straat…Read More

    • 1. Ik wil met hem vanavond een aafspraak bij de kroeg maken.
      2. Zij zal met haar collega morgenochtend het verslag bij de kantoor lezen
      3. Wij willen met jouw dit weekend coffee bij jouw huis drinken
      4. Jij moet met mij morgen thuis over het probleem praten.
      5. Jullie willen met ons volgende week films kijken.
      6. Ik zal met mijn vriend morgen in…Read More

      • 1. afspraak
        2..op kantoor/in het kantoor
        3..met jou dit weekend bij jou thuis koffie drinken.
        6..het bos
        7..met hem…
        10.het liedje…

    • 1. Ik zie jou vanavond met jouw kinderen in het park spelen.
      2. Ik zie jou vanmorgen met jouw vriendin naar de supermarkt wandelen.
      3. Ik wil jou morgen deze vraag naar de vergadering op kantoor vragen.
      4. Ik kan met jou vanavond deze oefening thuis werken.
      5. Ik zal met jullie vandaag in jouw huis blijven.
      6. Ik kan met jullie nu naar Eindhoven…Read More

      • 2…zag (past tense)
        3..jou morgen in de vergadering deze vraag stellen.
        4..doen.
        5. Ik zal vandaag bij jullie (in jullie huis) blijven.
        7. (op) maandag…
        10. ..in de wedstrijd van jou winnen. > ?

    • 1 Ik zie haar morgen met haar zus naar school fietsen
      2 Ik wil met hem morgen thuis een hoed maken
      3 Ik moet in het weekend een hoed bij de kledingwinkel kopen
      4 Ze wil met jou elke dag in het park spelen
      5 Ik zal met mijn buurman morgen in de buurt over deze muziek dansen
      6 De kinderen willen met hun ouders naar de school gaan
      7 Ze wil met ons…Read More

    • 1- Ik wil morgen met jou in het park een boek lezen.
      2- Zij gaat met haar broer volgende week in de stad winkelen.
      3- Wij willen met overmorgen onze vrienden op het strand voetballen.
      4- Hij zal met zijn collega’s in de kantine lunchen.
      5- Wij willen vanavond met jou thuis een film kijken.
      6- Zij gaan zondag, ze met hun kinderen in het bos w…Read More

    • 3
      1. Wij zullen met Joost morgen het contract op kantoor verbeteren.
      2. Ik ga met de projectmanager vanavond naar de projectplaats om te controleren.
      3. Zij wil mij vandaag in het centrum zien
      4. Jullie kunnen met Max om 3 uur aan de bar de F1 race lekker kijken.
      5. Hij moet met haar elke middag over haar prestatie praten.
      6. Ik financier jou…Read More

    • 1. Ik zie hem vanavond thuis.
      2. Hij wil om de week naar Neunen reizen.
      3. Jij zal met hen om 9 uur bij de bar ontmoeten.
      4. Ik zal met hem op zaterdag naar het feest zien.
      5. Hij moet met haar morgen thuis afwas doen.
      6. Ik wil jou vanavond het avondeten koken.
      7. Wij kunnen met jullie vandaag in jullie huis ons huiswerk maken.
      8. Zij gaan met…Read More

    • 1. Wij zullen met haar morgen in de bioscoop een nieuwe film kijken.
      2. Ik ga met je vandaag in het park yoga doen.
      3. Wij moeten met haar op donderdag in Eindhoven naar de tandarts gaan.
      4. Jij gaat met hem morgen in zijn garage de fiets repareren.
      5. We willen met hen dit weekend in het hotel een feestje geven.
      6. Ik wil met je vanavond thuis…Read More

    • 1. Ik zal hem morgen bij de bioscoop zien
      2. Wij willen met jullie vanavond naar het park gaan
      3. Hij moet met hun om 6 uur op de boerderij werken
      4. Zij zal met hem morgen een afspraak bij de bibliotheek hebben
      5. Ik moet met hun op vrijdag klussen doen
      6. Ik wil met jou morgen thuis over het film praten.
      7. Jij kan met mij vanavond op het park…Read More

    • 1. Ik moet haar vanavond in het park ontmoet.
      2. Wij willen met hen naar Utrecht gaan.
      3. Hij leent mij zijn boek.
      4. Zij gaat met ons op zaterdag in de supermarkt boodschappen doen.
      5. Ik wacht voor hen ‘s ochtends.
      6. Jij zult met haar nu praten.
      7. Jullie zien ons vanmiddag avondeten maken.
      8. Jij mag met mij ‘s avonds rennen.
      9. Ik wil het in…Read More

    • RECEPT A EN B
      1. Ik wil jullie om 12 uur met jullie kinderen in Amsterdam ontmoeten.
      2. Ik zal met jou morgen op zwembad over het geroddel praten.
      3. Jij zal met zij nu gitaar op school spelen.
      4. Jij wil met jou vanavond in het park jou hond uitlaten.
      5. Wij zullen om 6 uur met Ashwin en Joao in Eindhoven bordspellen spelen.
      6. Wij willen met…Read More

      • 2..in het zwembad…
        3…met haar nu op school gitaar spelen (gitaarspelen)
        4..met “someone else” ..jouw hond…
        7…thuis boeken lezen
        8..met haar ….een sigaret/sigaretten…
        9….in de winkel …zien doen.
        10. ?

    • 1. Ik bel je.
      2. Ik spreek haar morgen.
      3. Je moet met mij vanavond dansen.
      4. Ik wil uw kind morgen in het ziekenhuis ontmoeten.
      5. Je zult haar fiets vanavond naar het centrum krijgen.
      6. Ze kan haar jas vanavond op het feest dragen.
      7. Jullie kunnen jullie huiswerk weekend thuis maken.
      8. Ik speel met haar kinderen op school.
      9. Je kookt met…Read More

    • 1. wij willen met haar morgen een koffie in het cafe drinken
      2. hij moet met zijn ouders dit weekend een BBQ in hun tuin organiseren
      3. ik zal met hem vanavond in het centrum gaan.
      4. jullie willen ons op Dinsdag naar het park ontmoeten
      5. jij moet met jouw zus de kat om 6 uur voeren
      6. jullie zullen morgen op kantoor de sluitels aan mij geven
      7.…Read More

    • 1. Ik zeg u vanavond over onze buren
      2. Jij wil mij in het weekend met pasta maken over de restaurent denken
      3. Wij hebben jullie om 3 uur gaat naar voetbal stadion nodig
      4. U ziet hen tijdens de cursus buiten de klas wandelen
      5. Ik vraag jullie elke dag over mijn Nederlands taal
      6. Ik geef jullie deze middag mijn huisadres voor belasting…Read More

    • 1. Ik wil met jou in juli op vakantie naar Cyprus gaan.
      2. Ik zie jou morgen met jouw vriend in het park lopen.
      3. Ik zal met jou vandaag op kantoor aan dit project werken.
      4. Ik moet jullie in het weekend in jullie huis met het schilderen van de woonkamer helpen.
      5. Ik kan met je morgen voor je afspraak naar de dokter gaan.
      6. Ik kan voor je…Read More

    • 1. Ik zie mijn vriend morgen in het park een boek lezen.
      2. Zij belt haar vriend vanavond thuis om hulp te vragen.
      3. Zij ontmoet haar vriend vanavond in het restaurant om te dineren.
      4. Hij ziet zijn vriend elke ochtend in de sportschool voordat de training begint.
      5. Hij schrijft zijn vriend elke ochtend in de bibliotheek een brief.
      6. Wij…Read More

    • 1. Ik wil jou vanavond met jouw racket op de baan zien.
      2. Zij kan met mij om 10 uur bij mijn huis de taart bakken.
      3. Jij kunt met mij ‘s ochtends in de bibliotheek het huiswerk maken.
      4. Jullie mogen met ons op dinsdag in het stadion de voetbalwedstrijd bekijken.
      5. Wij zullen met jou ‘s avonds in de bioscoop de film kijken.
      6. Ik zal jou mor…Read More

    • 1. Jij zult met mij vandaag een boek bij school brengen.
      2. Hij moet met ons in het weekend thuis aan de les denken.
      3. Ik zal met mijn vrienden morgen op het werk koekjes bakken.
      4. Zij willen met hun vrienden vanavond in een bioscoop films kijken.
      5. Zij moet met haar collega’s vandaag in het kantoor aan het project werken.
      6. Hij zal met zijn v…Read More

    • 1. Ik wil hem vanavond thuis over mijn huiswerk vragen.
      2. Ik wil hem vanavond over mijn huiswerk thuis vragen.
      3. Ik zal haar morgen over jouw boek op school spreken.
      4. Ik zal haar morgen op school over jouw boek spreken.
      5. Hij zal met mij vanmiddag over haar verjaardagsfeest thuis praten.
      6. Hij zal met mij vanmiddag op school over haar…Read More

    • Recept A
      1. Ik bel jullie morgen voor een afspraak bij de basisschool maken.
      2. Ik zal jou vanavond na het werk in het centrum zien.
      3. Ze willen ons tijdens het weekend met hun auto thuis bezoeken.
      4. Hij wil mij morgen ochtend een presentatie op kantoor geven.
      5. Ik zie haar elke dag koffie bij de koffiezetapparaat kopen.

      Recept B
      6. Ik zal…Read More

      • 1..om een afspraak bij de basisschool te maken.
        4..wil dat ik morgenochtend een presentatie op kantoor geef.
        5..het koffiezetapparaat
        7. volgende
        8..in Oostenrijk leren skiën
        9..over het werk
        10…komt naar de bioscoop (om) de nieuwe film (te) kijken

    • 1.Ik wil met jou morgen thuis het boek lezen.
      2.Ik zal morgen met jou thuis het huis schoonmaken.
      3.Zij wil met hem morgen op kantoor de koffie drinken.
      4.Wij willen volgend jaar met mijn vrienden naar Turkije gaan.
      5.Ik wil vandaag met haar thuis foto maken.
      6.Zij kan met mij morgen in de bioscoop de film kijken.
      7.Ik wil vandaag met hen in de…Read More

    • Recept A: FW + WW + VRIEND + TIJD + WAT + PLAATS + WW2

      1. Hij wil met haar morgenavond de interessante film in de bioscoop kijken.
      2. Je mag hem in het weekend deze kapotte auto in zijn garage teruggeven.
      3. Zij kan met mij om 9:00 uur morgen de goedkope fiets op de website kopen.
      4. Wij zullen hen volgende week een feest in ons huis geven.
      5.…Read More

    • Recept A
      1. Ik wil met je om 5 uur over het film huis praten.
      2. Hij wil jou vanavond een auto het kantoor geven.
      3. Ze wil met je om 4 uur over het project in het hotel praten.
      4. Jij kunt met ons morgen over het planning op school maken.
      5. Ik schrijf met u elke dag een brief op kantoor te helpen
      Recept B
      6. De student leest met zijn vriend in…Read More

    • Recept A
      1. Zij moet mij morgen bellen.
      2. Hij ziet mij met zijn auto rijden.
      3. Zij kan jou haar sleutels van haar huis geven.
      4. Wij willen hem vandaag zijn huiswerk laten maken.
      5. Jij mag mij op maandag op het kantoor zien.

      Recept B
      6. Wij moeten met jou morgen op het werk over jouw werkprestaties praten.
      7. Ik moet met haar vanavond in haar…Read More

    • 1. Ik hoor je ‘s ochtends koffie zetten.
      2. Hij spreekt met mij op school over zijn huiswerk maken.
      3. Zij zal haar vanavond in het café ontmoeten.
      4. Jij helpt mij in de tuin schoonmaken.
      5. Hij wil jou om 2 uur met je zussen in het park ontmoeten.
      6. Jij zal met mij morgen naar het werk gaan.
      7. Ik ga met hem vanavond naar de concertzaal voor op…Read More

      • (3…met haar ………. afspreken.)
        7..om naar een opera te luisteren.
        8. Hij traint met mij ….. voor de marathon.
        9. Wij spreken met hen elke dag in het café af om het boek te lezen.
        10…vanavond naar de bioscoop om een film te kijken.

    • Recept A:
      1.Ik ontmoet haar vandaag om koffie in een café te drinken.
      2. Wij willen jullie morgen met jullie kinderen in het park zien.
      3. Zij moet mij vanavond mijn boek thuis brengen.
      4. Jij moet hem volgende week een document op kantoor geven.
      5. Hij kan jou op dinsdag een cadeau in het restaurant geven.

      Recept B:
      1. Ik zal met hen vanmiddag…Read More

    • Recept A
      1. Ik zie jullie vanavond op school.
      2. Ik wil jou jouw huiswerk doen.
      3. Jij ziet mij in het weekend schoonmaken.
      4. Jij ziet haar om 8 uur naar de les gaan.
      5. Jullie zien mij tijdens vacantie andere activiteit doen.

      Recept B
      1. Ik wil met jou vanavond in de club salsa dansen.
      2. Jij zult met haar tijdens carnaval op station meer…Read More

    • Recept A
      1. Ik zie hem vanavond met zijn auto naar Eindhoven rijden.
      2. Hij wil met mij morgen een afspraak op ziekenhuis maken.
      3. Ik kan jou ‘s ochtends met jouw auto bij de buren zien.
      4. Ik zie jou vandaag met jouw kinderen op het centrum winkelen.
      5. Ik wil jou morgen met onze kinderen thuis spelen.

      Recept B
      1. Ik wil met jou morgen op s…Read More

      • 2..een afspraak in het ziekenhuis…
        4..in het centrum…
        5..wil graag dat jij morgen thuis met onze kinderen speelt.
        B/
        2..met mij …
        3…in de les…
        4..wil met jou morgen ….

    • 1. Jij hebt vanavond met haar bij school tijd om te praten.
      2. Jullie willen nu met ons op het strand ijsjes kopen.
      3. Ik ga op vrijdag naar een bar met haar mijn promotie vieren.
      4. Ik wil morgen met hem een weekend weg plannen.
      5. Hij wilt in 5 minuten met jullie in het centrum afspreken.
      6. Ik wil in juni met jullie naar Spanje op vakantie…Read More

    • Recept A
      1. Ik zie ze vanavond in de tuin spelen.
      2. Ik wil haar nu haar huiswerk thuis maken.
      3. Hij moet ons morgen naar het ziekenhuis rijden.
      4. We zullen ze’s avonds naar de bioscoop kijken.
      5. Ik zie jullie ‘s ochtends in de sportschool sporten.
      Recept B
      6. Zij moeten met ze morgen op de school rekenen.
      7. Zij wil met jou morgen op de dan…Read More

      • 2. Ik wil dat zij nu thuis haar huiswerk maakt (..haar huiswerk thuis maakt).
        4..met ze vanavond naar de bioscoop gaan > ?
        6.. op school…
        8…jullie om 3 uur in jullie nieuwe huis helpen.
        10..op de tennisbaan…

    • A
      1. Ik wil jou vanavond met jouw hond in het park zien.
      2. Hij wil ons in het weekend met zijn dochter in zijn huis zien.
      3. Ik wil haar morgen met haar nieuw kapsel op kantoor zien.
      4. Zij wil ons nu met ons bewijs op het politiebureau zien.
      5. Jij wil haar op dinsdag met een nieuwe uniform op school zien.

      B
      1. Ik moet met haar morgen op…Read More

    • Recept A:
      Wij zullen met jullie volgende week in de Efteling spelen.
      Tina moet met Louisa vanmorgen in de keuken werken.
      Ik mag jou morgen in de tuin volgen.
      Ik wil vanavond thuis met hem naar de huisarts bellen.
      Stella kan met Anna op dinsdag Nederlands oefenen.

      Recept B:
      Hij wil met haar vanavond in Amsterdam een kamer delen.
      Wij kunnen met…Read More

    • 1. Ik moet met jou naar school gaan.
      2. Je moet me morgen jouw auto lenen.
      3. Ik zie jou volgende week spaghetti maken.
      4. Hij wil haar fruiten in het markt kopen.
      5. Je moet ons morgen een antwoord zeggen.
      6. Ik zal met jullie morgen bij de bioscoop naar een film kijken.
      7. Hij moet met haar het huis schoonmaken.
      8. Zij wil met ons op vrijdag…Read More

    • A
      1. Ik zie jullie vandaag in het centrum.
      2. Ik zie haar gisteren huiswerk in de bibliotheek maken.
      3. Hij kan mij in de volgende week op het kantoor zien.
      4. Wij zien jullie morgen in het park wandelen.
      5. Ik zie hem vanavond een boek in zijn huis lezen.
      B
      6. Ik zal met jou morgen thuis de film kijken.
      7. Wij kunnen met jou vanavond in het…Read More

  • Load More Posts