-
Dutchbook huiswerk:👍
Boek. Pagina 114
Opdracht 3
Plaats jouw antwoorden hieronder:-
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar
2. Ja, deze boeken zijn van hen
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet
4. Ik breng hem naar de school
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald
6. Ik ben gek op hem
7. Ik hou van ze
8. Ja, ik heb het geteld
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet
11. Ja, hij wil hem verkopen
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar
2. Ja, deze boeken zijn van hen
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet
4. Ik breng hem naar de school
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald
6. Ik ben gek op hem
7. Ik hou van ze
8. Ja, ik heb het geteld
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet
11. Ja, ik wil hem verkopen
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb een euro voor ze…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik hou van ze.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik hou van ze.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor hen betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik hou van hen.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik hou van ze.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb ze in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik hou van ze.
8. Ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik houd van ze.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik houd van ze.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb ze in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik hou van ze.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van ze.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik heb gek op hem.
7. Ik hou van hen.
8. Ik heb het geteld.
9. Maneer, is deze krant van jou?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik bren hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op haar.
7. Ik hou van ze.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met -haar-.
2. Ja, deze boeken zijn van -hen-.
3. Ik heb -hen- in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng -hem- naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor -ze- betaald.
6. Ik ben gek op -hem-.
7. Ik hou van -ze-.
8. Ja, ik heb -het- geteld.
9. Meneer, is deze krant van -jou/u-?
10. Nee, ik heb -hem- niet.
11. Ja, hij wil -hem-…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik hou van ze.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik hou van hen.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil hem…Read More -
1 Ja, Jeroen is getouwd met haar
2 Ja, deze e boeken zijn van hen.
3 Ik heb hen/ze in de supermakrt ontmoet.
4 Ik breng hem naar de school.
5 Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6 Ik ben gek op haar.
7 Ik hou van hen.
8 Ja, ik heb het geteld.
9 Is deze krant van jouw?
10 Nee, ik heb dat niet.
11 Ja, hij wil hem verkopen.
12 Ja, yij wil dat verkopen.
13…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik heb gek op hem.
7. Ik hou van hen.
8. Ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van jou?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaal.
6.…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb ze in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik hou van ze.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb ze/hun in de supermarkt ontmoet
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, seze boeken zijn van hen
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor het betaald.
6. Ik…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor het betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik hou van ze.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb een euro voor ze…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik hou van ze.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met HAAR.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van ZE.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb HEN in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng HEM naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ZE betaald.
6.…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op hem/haar.
7. Ik hou van hen.
8. Ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van jou?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar
2. Ja, deze boeken zijn van hen
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet
4. Ik breng hem naar de school
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald
6. Ik ben gek op hem
7. Ik hou van ze
8. Ja, ik heb het geteld
9. Meneer, is deze krant van u ?
10. Nee, ik heb hem niet
11. Ja, hij wil hem verkopen
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald
6. Ik…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik hou van ze.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1- Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2- Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3- Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4- Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5- Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6-…Read More -
1- Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar
2- Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen
3- Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4- Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school
5- Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6- Ik…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb ze in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar school. Ik breng hem naar school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouw met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald
6. Ik…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik hou van ze.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar school. Ik breng hem naar school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor hem betaald.
6. Ik…Read More -
1- Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar
2- Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen
3- Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4- Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school
5- Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6- Ik…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar school. Ik breng hem naar school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met HAAR.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van HEN.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb HEN in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng HEM naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ZE betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1 Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar
2 Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen
3 Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4 Ik breng mijn broer naar school. Ik breng hem naar school.
5 Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6 ik ben gek op…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
2.
2.1 Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2.2 Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
2.3 Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb ze in de supermarkt ontmoet.
2.4 Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar school.
2.5 Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van ze
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb ze in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met HAAR
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van HEN
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb HEN in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng HEM naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ZE betaald.
6. Ik…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met HAAR
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van HEN
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb ZE in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng HEM naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor HEN betaald.
6. Ik…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hun in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja Jeroen is getrouwd van haar
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boek zijn van hen/ze
3. Waar heb jij mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. ik…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van haar.
3. Waar heb je mij ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Wat heb je voor broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb ze in de supermarket ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb ze in de supermarkt ontmoet
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald
6. Ik ben…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarket onmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb ze/hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb ze/hen in de supermarkt onmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1.Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2.Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3.Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb ze/hen in de supermarket onmoet.
4.Ik bring mijn broer naar de school. Ik bring hem naar de school.
5.Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor hun betaald.
6.Ik…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb ze in de supermarkt ontmoet
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze78901 betaald
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van ze/hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1euro voor ze betaald.
6. Ik…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor hen betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen/ze in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor hen…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen/ze in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor hen…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hen naar school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van ze/hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1euro voor ze betaald.
6. Ik…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1euro voor ze betaald.
6. Ik ben…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb ze in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor hen betaald.
6.…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb hen in de supermarkt ontmoet.
4. Ik breng mijn broer naar school. Ik breng hem naar school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1euro voor ze betaald.
6. Ik ben…Read More -
1. Is Jeroen getrouwd met Maria? Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Zijn deze boeken van je vrienden? Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Waar heb je mijn ouders ontmoet? Ik heb ze in de supermarkt onmoet.
4. Ik breng mijn broer naar de school. Ik breng hem naar de school.
5. Wat heb je voor deze koekjes betaald? Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik…Read More
- Load More Posts
1. Ja, Jeroen is getrouwd met haar.
2. Ja, deze boeken zijn van hen.
3. Ik heb ze in de supermarket ontmoet.
4. Ik breng hem naar de school.
5. Ik heb 1 euro voor ze betaald.
6. Ik ben gek op hem.
7. Ik hou van ze.
8. Ja, ik heb het geteld.
9. Meneer, is deze krant van u?
10. Nee, ik heb hem niet.
11. Ja, hij wil hem verkopen.
12. Ja, zij wil het…Read More